Bestuursvergadering Abcouder IJsclub 5 januari 1940.
Opgemaakt door de toenmalige secretaris de heer M. Pander.
De bestuursproblemen vlak voor de oorlogsjaren.
Aanwezig waren de heren Vermolen, Vermey, Riemsdijk, Bas Kolenberg, Kolenberg en Pander. Later kwam ook nog Boxce.
Het doel van de vergadering was eens even een uiteenzetting geven over de stand der financiën. Het bleek dat er nog ruim honderd gulden in kas zou zijn als de banen 6 januari zouden zijn verzorgd. Er bleken 230 leden te zijn. De vraag was natuurlijk: “Wat nu”.Het eenvoudige en meest doeltreffende antwoord hierop gaf Vermolen door te zeggen “Vegen tot er niets meer is en dan ophouden”. Toch werd er deze vergadering een hartig woordje gesproken over de eigenaardige geest onder vele Abcouders, die, nu afsluiting der banen niet wettig is gebleken, liever voor niets rijden zonder zich af te vragen of ze daardoor geen klaplopers op kosten van de club worden. Dat interesseert die lieden blijkbaar volstrekt niet!!!. Vermolen vindt dat het oorspronkelijk doel de vereniging is geweest, dat er geveegd werd zonder dat men zich verder afvroeg hoelang. Dat mag dan waar geweest zijn in de tijd van Koning Willem 1, maar de tijden veranderen voor een ijsclub ook. Wat toen normaal was is heden abnormaal. De baanvegers zullen toen ook wel geen 40 ct. Per uur ontvangen hebben. Toen waren er geen andere inkomsten dan de contributie en wat vele belangstellende er nog bij gaven, maar nu kan men niet met rede verwachten dat er veel ander geld dan de contributie binnenkomt. Voor die kale gulden wordt nu verwacht, dat de banen prima in orde zijn, hetgeen ieder ingewijde wel begrijpt dat onmogelijk lang vol gehouden kan worden. Temeer niet omdat eenmaal vegen van onze lange verkeersbanen ongeveer 75 gld. Kost. De avondbaan die nu langs de Koppeldijk op ondergelopen land is aangelegd kunnen we wel buiten beschouwing laten, omdat die zich zelf redt. Militairen worden daar zonder betaling toegelaten. Zelfs sergeants die het mijns inziens best zouden kunnen betalen, terwijl ik ook niet betwijfel dat vele soldaten er ook goed toe in staat zouden zijn. Ze komen zelfs uit Nichtevecht en als ze terug gaan”dan smaakt een slokje bij Anderson toch zo heerlijk”. Dat is gegund, maar zonder geld zal het bestuur wel verplicht zijn om zulke prettige uitgaansavondjes spoedig te beëindigen. Misschien vinden ze dan we op andere gebieden een vervangende vereniging. Die machtig lange en voor armoedzaaiervereniging, als de Abcouder IJsclub na het onwettig zijn van de afgesloten Meerbaan geworden is, veel te lange verkeersbanen (helaas zonder verkeer) doet ons in minder dan geen tijd grondig de das om. Vermey wil het opgeven, maar Vermolen vindt dat de leden die een tochtje willen maken het recht hebben om die banen in goede staat te vinden en verwijst naar de statuten der vereniging. Willen die leden wel een tochtje maken? Het is toch te dwaas om alleen te lopen dat voor die paar die dat dan willen geregeld ongeveer 8 á 10 K.M. baan in orde te houden. In de praktijk komt het hier op neer dat de Amsterdammers die paar dagen dat ze werkelijk eens hier naar toekomen op de schaats, die banen keurig in orde vinden. Ze betalen er niets aan en toch zijn ze de enigen die er voordeel van hebben. Nu kan men zo sociaal denken als men wil, maar er is een grens en die is in Abcoude bereikt. Men is het er over eens dat het voor de bestuursleden een vervloekt baantje is om zonder verdere inkomsten te werken tot het bittere einde. Waar moet het heen als elk jaar eens een wintertje in valt. Wat onze voorvaderen bedoeld hebben is ons dierbaar, maar als de tijden veranderen dan dienen de doelstellingen van der club ook iets moderner te worden. Een afgesloten baan is het enige wat ons erbovenop helpt. Krijgen wij die niet dan is het einde vroeg of laat met de pret. De hele mentaliteit van de Abcouders staat er borg voor dat het ledenaantal niet zal toenemen onder de bestaande omstandigheden. Wedstrijden kan men lid of niet allen bijwonen. Waar wordt dat nu nog vertoond.
Een landijsbaan?
Volgens enigen is dat een zaakje die de club niet mag aanhalen. Waarom niet? Nergens staat in de notulen dat het verboden is. In een der laatste nummers van het nieuws staat een stukje ingezonden, dat vreemdelingenverkeer voor de middenstand zo mooi is. Dat kan de ijsclub bevorderen. Nu kan de middenstand van Abcoude me in het generaal gestolen worden, want wonderlijk genoeg zijn er verscheidende middenstanders geen lid van de IJsclub en ze hebben er zoveel aan volgens de inzender. We hebben de maatregel moeten nemen om bij het kopen van prijzen eerst eens na te gaan wie wel en wie niet lid is. Wat te denken over van de volgende mededeling van een der bestuursleden over een plaats gehad hebbend gesprek? Iemand beklaagde zich dat hij voor zijn vrouw en kinderen elk een gezinskaart moest aanschaffen voor schrik niet 10 ct. Per seizoen. Dat vond hij onbillijk. Ja dat is bar onbillijk natuurlijk. Voor die gulden contributie moest men zijn hele familie tot in de 3427ste graad, dus zo ongeveer van Adams tijd af, gelegenheid kunnen bieden alle banen der vereniging te berijden, liefst met recht van ongezouten kritiek over het beroerde vegen en het snelle opmaken van de centen. Als de middenstand zelf niet begrijpen kan dat als ze alleen maar willen profiteren van de club, maar verder geen cent extra willen geven, dat die club dan niet bestaan kan, dan zijn ze niet waard dan dat hun vreemdelingenbezoek voorbij gaat. Onze ijstent is voor het verkopen van versnaperingen gegeven aan een middenstander “die wel eens zal zien wat het opbrengt en dan wel wat zal geven.” Die tent brengt hem zeker meer op, dan hij ons zal zeggen als goed zakenman en het zal mij benieuwen wat de club opstrijkt van de winst. Het is alleen halen van de club maar brengen schijnt niet nodig te zijn. Nu is het met onwillige honden slecht hazen vangen. Het domme stukje ingezonden werk is hier naar ik meen voldoende mee bekritiseerd. Maar dat de eind redacteur die voldoende in ijszaken zit dat gekreun nog opneemt is diep treurig en die man had beter moeten weten. Abcouder winkeliers zijn het natuurlijk met het stuk eens. Dat spreekt vanzelf. Maar laten ze zelf maar eens over het geval nadenken dan zullen enigen wel inzien dat onze club geen club is die alleen maar voor de middenstand kan werken en dat liefst zonder centen. De tijden dat als er geen geld in kas was, de bestuursleden ieder een bezem grepen, dienen voorbij te zijn en zijn dat ook. Hier moeten andere wegen langzamerhand bewandeld worden, anders is het gesukkel onze dood. Er zal wel geen bestuur gevonden worden dat van plan is om het vele werk plezierig te doen onder de gegeven omstandigheden. Mooie praatjes op de vergaderingen zijn treffelijk om aan te horen maar geven ons geen baat. De vereniging dient hoe dan ook andere wegen te bewandelen of onder te gaan als club die te conservatief de zaken willens en wetens op de ouderwetse trant voortzetten wilde.
Verkeersbanen: Geveegde banen op het ijs. Ook wel ijswegen genoemd.
Militairen: Deze lagen gelegerd op de forten Nichtevecht en Abcoude.
Landijsbaan: Lag in het verlengde van de Koppelkade, achter de woningen aan de Koppeldijk.
IJstent IJsclub: Bestond uit rietmatten vastgezet in een houten frame.